De Grote Omar. De illustere geschiedenis van een vervloekt boek.

Gepubliceerd op 4 november 2025 om 15:32

Sommige boekbanden zijn zo adembenemend dat ze een eigen leven gaan leiden. En al helemaal wanneer deze prachtige banden vervloekt lijken te zijn. Zo ook de Grote Omar.

Voor dit verhaal keren we terug naar het vroeg twintigste-eeuwse Londen. In 1901 zag daar de Boekbinderij Sangorski & Sutcliffe het levenslicht. Francis Sangorski en George Sutcliffe waren twee beloftevolle jonge boekbinders die elkaar aan het einde van de negentiende eeuw leerden kennen tijdens een opleiding van de gekende meesterboekbinder Douglas Cockerell. Banden afkomstig uit dit atelier zijn nog steeds topstukken op veilingen en bibliofielen verdringen elkaar om een band van Sangorski & Sutcliffe in hun collectie te mogen verwelkomen. De banden van dit getalenteerde duo onderscheiden zich door overdadige versiering, die in vele opzichten verwijzen naar de 'Treasure Bindings' die in de middeleeuwen vervaardigd werden. Boekbanden die het meer gangbare bindwerk overstijgen en typevoorbeelden werden van het ambachtelijk kunnen uit die tijd. Denk bijvoorbeeld maar aan de Codex Aureus van St. Emmeram (9de eeuw) of het Evangelie van de Luikse Bisschop Notger (10de eeuw). Boekbanden die rijkelijk versierd werden met kostbare edelstenen, edelmetalen en gesneden ivoor.

Codex Aureus van St. Emmeram (9de eeuw)

Evangelie van Notger (Luik, 10de eeuw)

'Jewelled binding' uit het atelier van Sangorski & Sutcliffe. Rijkelijk versierd met saffieren en parels.

In 1907 ontmoette Francis Sangorski Henry Stonehouse, die manager was bij Sotheran - een bekend antiquariaat dat opgericht werd in 1760 en vandaag nog steeds bestaat. Sangorski vertelde Stonehouse over zijn wens om een nooit eerdere geziene band te ontwerpen voor de gedichtenbundel Rubàiyat van Omar Khayyam, een Perzische wetenschapper en poëet die leefde van 1048 tot 1123. Stonehouse meende dat hij het boek wel verkocht zou krijgen, mede door het rijke klantenbestand dat Sotheran doorheen de jaren had opgebouwd. Hij schreef een brief aan Sangorski om zijn bestelling te plaatsen:

Doe het en doe het goed; er zijn geen grenzen, zet op de binding datgene wat je wil en reken de prijs aan die je zelf wil. Hoe hoger de prijs, hoe tevredener ik zal zijn, zolang de prijs maar gelegitimeerd wordt door het resultaat. Als het boek klaar is, moet het de meeste geweldige moderne binding zijn die de wereld ooit gezien heeft. Dit zijn mijn enige instructies.

Sangorski & Sutcliffe sloegen de handen aan de ploeg. Na heel wat denk en tekenwerk werd het uiteindelijke ontwerp goedgekeurd. Het ontwerp was ongezien. 1051 edelstenen en halfedelstenen zouden gebruikt worden, waaronder robijnen, turkoise, amethyst, topaas, olivijn, granaat en smaragd. Voor elke edelsteen werd een gouden fitting gemaakt. Het afwerken van het boek zou in totaal 2500 werkuren in beslag genomen hebben en er werden 4967 stukjes leder ingelegd. Er werd twee jaar en half aan gewerkt. De eyecatcher van het ontwerp van het voorplat waren drie statige pauwen onder een perzische boog, staande op een hartvormige figuur. De pauwen werden gemaakt in blauw leder en hun veren gingen op het ontwerp alle kanten uit. De ogen op de veren waren ingelegd met topaas, 97 in totaal, die door een edelsmid precies op maat werden geslepen.

Negentiende-eeuwse voorstelling van Omar Khayyam (1048-1123)

Sangorski & Sutcliffe aan het werk in hun atelier. 

Portret van Francis Sangorski.

Voor sommige hedendaagse waarnemers zal het ontwerp té bombastisch aandoen, en ook sommige tijdgenoten zagen dit zo, daar de heersende mode in het begin van de twintigste eeuw steeds minimalistischer werd. Toch was het ontwerp van Sangorski zijn tijd in vele opzichten ver vooruit en gaf het erg nieuwe stimulansen aan het moderne boekbinden, mede door de ontluikende Arts and Crafts movement die vanuit Engeland de wereld veroverde. Het boek maakte zo'n indruk op de toeschouwers dat het de geschiedenis in ging als 'The Great Omar".

Digitaal verbeterde en ingekleurde foto van de Grote Omar.

 

Henry Stonehouse sprak vervolgens zijn contacten aan om het boek te kopen. De vraagprijs: £1000. Omgerekend naar vandaag, zou dat €137.000 zijn. Na enkele malen bot gevangen te hebben, nam hij contact op met de New Yorkse boekverkoper Gabriel Weis. Toen hij in 1911 in Londen verbleef, deed hij een bod van £800, maar dit werd geweigerd. Er werd een toegeving gedaan. Het boek was van hem voor £900. Weis vond dit te veel en keerde teleurgesteld naar Amerika terug Stonehouse zette zijn zoektocht verder, maar zonder succes. Uiteindelijk keerde hij terug naar Weis. Hij zou het boek nu kunnen kopen voor £750. Weis speelde het spel hard en bood slechts £650. Het bod werd geweigerd en tot overmaat van ramp vertroebelde de relatie tussen Stonehouse en Sangorski. Sangorski beval Stonehouse het boek te laten veilen bij Sotheby's. Het was echter geen ideale markt waarin het boek te koop werd aangeboden. Het land lag immers plat door een staking in de koolsector en de handel had hier zwaar onder te lijden. Weis was er dan ook als de kippen bij en gaf instructies aan zijn Londense agent om als stroman op te treden. Weis deed een koopje en kocht het boek voor amper £405. Weis was in zijn nopjes, maar Stonehouse en Sangorski hebben die nacht ongetwijfeld slecht geslapen. Maar pacta sunt servanda: het boek werd stevig verpakt en naar Amerika verstuurd.

In die tijd moest men nog de boot nemen om van Europa naar Amerika te gaan. The Great Omar zou ingescheept worden op een boot die op 6 april 1912 richting Amerika vertrok, maar door omstandigheden haalde de zending de afvaart niet. Er moest dus een latere boot gezocht worden, en zo geschiedde: the Great Omar werd ingescheept op de R.M.S. Titanic. Het hoeft geen verdere uitleg hoe het dit ongelofelijke boek verging. Het boek, of wat er van over blijft, rust vandaag vermoedelijk nog steeds op de bodem van de Atlantische oceaan.

De RMS Titanic verlaat de haven van Southampton op 10 april 1912.

 

Enkele weken later wandelde bezocht Francis Sangorski met zijn gezin de Britse zuidkust. Tijdens een strandwandeling besloot hij te gaan pootjebaden. Sangorski, die niet kon zwemmen, werd onderuit gehaald door een onverwacht hoge golf en in zee gesleurd. Reddingspogingen mochten niet baten en enkele uren later werd het lichaam van Sangorski teruggevonden. Zowel Sangorski als zijn levenswerk vonden hun einde op zee.

George Sutcliffe zette het bedrijf alleen verder. Ook bij Sutcliffe speelde de Great Omar bij tijd en wijlen op. Sutcliffe besloot daarom om een nieuwe versie te maken van de Great Omar, hoewel deze de eerste versie ver achter zich moest laten wanneer het ging om luxe en afwerking. Desalniettemin was ook de Great Omar van Sutcliffe een ongelofelijk staaltje vakmanschap. Om het boek te beschermen en een herhaling van het Titanic-verhaal te voorkomen, werd het boek niet verkocht, maar opgeslagen in een kluis in de Nationale Bank van Engeland, om het boek te beschermen tegen de oorlogsperikelen. Het kluizencomplex bleek echter niet bestand tegen Duitse bombardementen en de Grote Omar 2.0 ging in vlammen op. De vloek van de Great Omar was compleet...

Na de dood van George Sutcliffe kwam het atelier in handen van zijn neef Stanley Bray. Hij startte in 1924 als leerjongen bij Sutcliffe en raakte al snel in de ban van de Grote Omar. Doorheen zijn carrière werkte hij aan zijn versie, maar het zou uiteindelijk een project worden waar hij pas na zijn pensionering in de jaren 1980 écht tijd voor had. Deze derde versie, opnieuw enkele trapjes lager dan zijn twee illustere voorgangers, wordt vandaag bewaard in de British Library. Daar wordt hij zelden geëxposeerd en aanvragen om het boek in de leeszaal te gaan bekijken worden doorgaans geweigerd. En zo wordt het mysterie van de Grote Omar alleen maar groter...

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.